Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

Aangeraakt!

Lezingen: Leviticus 13:1-3 en 45-46 en Marcus 1:40-45
Kerkdienst 11 februari 2024
Viering van het heilig Avondmaal

“Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein” (Marcus 1:41)


Aanraken is tegenwoordig een veel besproken onderwerp. Enkele jaren terug ontstond in de VS de ‘me-too’-beweging. Die beweging is sindsdien als een lopend vuurtje over de wereld gegaan. Overal kwamen mensen in opstand tegen grensoverschrijdend gedrag. Vele celebrities, film-, popsterren, politici en ook menig Bekende Nederlander raakte in opspraak vanwege ongewenste intimiteiten. Het kwam al in veel gevallen tot rechtszaken met fikse strafmaatregelen. Al naar gelang de ernst van de aanraking. Ongewenst gedrag varieert van regelrechte aanranding, via een kus op de mond tot een tikje op een al dan niet intiem lichaamsdeel. Gevolg is dat je tegenwoordig beter dan vroeger nadenkt over elke vorm van aanraking.
Toen de Coronacrisis uitbrak werd zelfs elke aanraking taboe. Er kwam een anderhalve meter samenleving. Om het virus te stoppen werd iedere vorm van lichamelijk contact afgeraden. Als je Corona opliep, moest je zelfs in isolatie of quarantaine. Hoewel deze maatregelen gelukkig niet meer nodig zijn, blijven veel mensen op hun hoede. Ik kom nog regelmatig mensen tegen die liever geen handen schudden. Dat respecteren we natuurlijk van elkaar.
Ook in de kerk zijn er overblijfselen van de crisis. We vieren straks het Avondmaal met kleine bekertjes. We drinken niet allen uit één en dezelfde beker. Dat is jammer, maar zo gaan we terecht voorzichtig om met aanraken.
Maar wat de Coronacrisis duidelijk heeft gemaakt is dat aanraking ook heel waardevol kan zijn. Na een paar dagen, weken of maanden afzondering waren we blij dat we elkaar weer een hand of misschien een kus of een knuffel mochten geven. Als het geen ongewilde grensoverschrijding is, is aanraking een diep menselijk verlangen. Met wederzijds goedvinden en instemming kan een aanraking weldadig, ja heilzaam zijn.

In de tekst uit het Evangelie van vanmorgen is het Jezus die ‘aanraakt’. Het woord ‘aanraken’ dat hier gebruikt wordt, heeft dezelfde dubbelzinnige betekenis als bij ons. Je kunt iemand aanraken met goede of met slechte bedoelingen. Het aanraken ligt ergens tussen een liefkozing of een aanranding. Als Jezus in het Evangelie de zieke man aanraakt, doet Hij dat zeer omzichtig. Dat blijkt uit de manier waarop Marcus het omschrijft. Hij schrijft dat Jezus met medelijden bewogen ‘zijn hand uitstrekt, de man aanraakt en dan tot hem spreekt’. Niet voor niets staat er deze omslachtige formulering: medelijden - hand uitstrekken – aanraken - spreken. Met deze subtiele bewegingen overschrijdt Jezus de grens tussen Hem en de zieke.
Die man lijdt aan ‘huidziekte’, zoals dat in de allernieuwste Bijbelvertaling wordt genoemd. ‘Huidziekte’ – in de vorige Bijbelvertaling heette dat nog ‘huidvraat’. Nog eerder stond er ‘melaatsheid’. In het Grieks staat er ‘lepra’. We weten uit onderzoek dat de ziekte die in de Bijbel ‘lepra’ heet niet dezelfde is als de lepra die wij zo noemen. Het gaat bij het Bijbelse lepra om een meervoud van ziekten. Allemaal hebben ze iets met de huid te maken. Het zijn ziekten die je kunt zien. In je gezicht, je handen, je benen. Uitslag, eczeem, zweren, builen, vlekjes op de huid… In onze tijd hebben we er wel een exacte diagnose van. Gelukkig is er meestal een behandeling voor. In de oudheid stond men voor een raadsel. Je wist niet precies of de kwaal besmettelijk was of niet. Men nam dan het zekere voor het onzekere. Ter bescherming van de samenleving werden mensen met huidziekten apart gezet. Wij weten na de Coronacrisis intussen hoe nodig dat soms is: isoleren om besmetting te voorkomen.

In het Oude Testament, in het boek Leviticus lezen we, hoe het oude Israël met melaatsen om moest gaan. In de tijd dat er nog geen doctoren waren die een diagnose konden stellen. Dan moest je naar de priester. Die had er niet voor geleerd, maar die had in ieder geval IETS geleerd. Volgens allerlei voorschriften in de Thora kon de priester bepalen of je echt ziek was of niet. Lees, als je vandaag tijd hebt, Leviticus 13 en 14 maar eens helemaal door. Dan valt op, dat ‘ziek’ of ‘gezond’ niet de uitslagen zijn die de priester je toen kon geven. In plaats van ‘ziek’ of ‘gezond’ gebruikt de Bijbel de uitdrukkingen ‘onrein’ en ‘rein’. Dat geeft direct de diepere religieuze lading aan. Want wie ‘rein’ is hoort er helemaal bij. Maar o wee als je onrein bent: dan hoor je er niet bij. Dan moest je letterlijk in afzondering leven. Leven? Je kunt wel zeggen: je werd uit de gemeenschap der levenden verbannen. We hebben gehoord wat er met melaatsen moest gebeuren. Ze moeten hun kleren scheuren. Ze moeten hun haar los laten hangen. Ze moeten hun baard en snor, dus hun gezicht bedekken. Stuk voor stuk gewoontes die bij de dood horen. Rouwgebruiken. Je stond met één been in het graf. Je was een levende dode. Je werd als melaatse dood verklaard. Je moest ergens buiten alleen of samen met lotgenoten wonen. Maar wat misschien wel het ergste was: je voelde je door God verlaten. Melaatsen golden in die tijd als ‘door God vervloekt’. Het was een straf op je zonde. Voorbeelden uit de Bijbel lagen voor het oprapen: Mirjam, de zus van Mozes, werd bijvoorbeeld gestraft met melaatsheid. Zij kwam in opstand tegen het bestuur van haar broer. Of wat dacht je van de heiden Naäman. Ook hij werd met melaatsheid gestraft. Huidziekte was Gods gesel. Je voelde je dus niet alleen door mensen maar ook door God verstoten. Als je mensen tegenkwam op straat, moest je je eigen doodvonnis uit roepen: ‘Onrein! Onrein!’.

En voordat we ons nu ergeren aan zulke onbarmhartige maatregelen: laten we het Evangelie lezen. Daar komen we de melaatse man tegen. De man met huidziekte. Hij laat het er niet bij zitten. Hij doorbreekt zijn quarantaine. Hij komt tevoorschijn uit zijn graf. Hij vertoont grensoverschrijdend gedrag. Hij waagt het erop om de grens met de gezonde mensenwereld te overschrijden. Hij trekt de stoute schoenen aan en knielt voor Jezus neer. Hij roept niet ‘onrein, onrein’, maar: ‘Heer, als U wilt, kunt u mij rein maken’. Hoe hij daartoe gekomen is? Weten we niet. We weten alleen dat hij het beste doet, wat hij kan doen. Als je radeloos, reddeloos verloren, dood verklaard bent. Dan moet je bij Jezus zijn. En dan heel bescheiden neerknielen voor Jezus’ voeten. En vragen, bidden, smeken: ‘Als U wilt, HEER’, ‘Als het U belieft, HEER, dan kunt U mij rein maken… U kunt mij redden van de dood, als U wilt’
Wat deze man doet is precies dat, wat wij vanmorgen doen. Wij komen hier voor de viering van het Heilig Avondmaal. Daarmee komen we tot Jezus. Het brood en de wijn zijn de tekens en zegels van Zijn lichaam en Zijn bloed. En we vragen Hem: ‘Jezus, als U wilt, kunt U mij rein maken?’. Want Uw lichaam is verbroken en Uw bloed is vergoten tot verzoening van mijn zonden’.
En wat doet Jezus? Hij doorbreekt de grens. Heel voorzichtig. Hij krijgt medelijden. Hij strekt zijn hand uit. Hij raakt de zieke aan en zegt: ‘Ik wil het, word rein’. Voor het eerst in lange tijd voelt die zieke weer een aanraking. Een intimiteit die hij sinds lang niet meer kende. Niet ongewenst. Zéér gewenst. De aanraking van Jezus die in Gods Naam de heilige vonk doet overslaan. Jezus herstelt de band. Met de volksgemeenschap. Met God. Niet langer onrein. Niet langer vervloekt. Niet langer dood maar levend. Welkom, als kind bij God aan huis.

Zo zien we vanmorgen hetzelfde gebeuren. Jezus strekt uit mededogen Zijn hand uit. Hij raakt ons aan en zegt: ‘Dit is mijn lichaam. Dit is mijn bloed’. Hij geeft ons een stukje brood. We drinken een slokje van Zijn wijn.
‘Ik wil het. Word rein’ spreekt Hij tot ons. Door Zijn aanraking wordt ons leven vernieuwd. Wij mogen als Zijn volgelingen daarmee anderen aanraken. Vanuit Jezus’ bewogenheid zelf bewogen zijn met anderen. Geheel van Hem vervuld en rein opnieuw geboren zijn.