Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

DE BEGENADIGDE

Kerkdienst 1 januari 2024 - Het Centrum Nijverdal
Nieuwjaarsdag

Schriftlezing: Lucas 2:36-40

 Nieuwjaarsdag is zeker geen hoogtijdag van het kerkelijk leven. Ik ben blij dat ik vanmorgen jullie gezichten zie, maar het is wel eens meer geweest. Afgelopen kerstdagen waren de meeste stoelen van deze kerkzaal bezet. Met kerst gaan veel mensen naar de kerk. En dat is fijn. Al komen ze niet altijd, ze komen dan toch maar. Maar op nieuwjaarsmorgen is het traditioneel dun gezaaid. Dan blijven niet alleen de randfiguren weg, ook veel regelmatige kerkgangers slaan deze dienst over. Begrijpelijk. Na een lange gezellige oudejaarsnacht, zie je op nieuwjaarsmorgen pas laat je bed. Je wilt op deze nieuwjaarsmorgen rustig wakker worden. Je moet misschien een roesje uitslapen. Of even uitbuiken in de natuur. Zonder de stress van ‘we moeten weer’. Daarom extra fijn, dat jullie er vanmorgen toch zijn. De ‘die-hards’. Of – hoe zal ik jullie noemen – de vaste gasten, die normaliter geen kerkdienst overslaan. De stamgasten van Gods herberg. Als de feestgangers vertrokken zijn, blijven de stamgasten komen. U bent er. JIJ bent er! Hartelijk welkom. Ook u welkom, die via Kerkomroep of YouTube met ons verbonden bent. Ook u hoort bij die vaste gasten. Je bent het wellicht zo van jongs af aan gewend. Het hoort bij het patroon van je leven.

Zoals het bij ons gaat, ging het natuurlijk vroeger ook in de tempel van Jeruzalem. Op hoogtijdagen komen allen tezamen. Paasfeest, Wekenfeest, Loofhuttenfeest, Chanoekafeest - feestgangers stromen toe. Hier wil iedereen bij zijn. De geestelijkheid van priesters en levieten maakt overuren. Maar als het voorbij is, gaat de overgrote meerderheid weer naar huis. Slechts enkelen blijven in Jeruzalem achter. Dat zijn de stamgasten van Gods herberg.
Eén van zulke mensen ontmoeten we deze morgen in het evangelie van Lucas. Het is een oude vrouw genaamd Hanna. We lezen over Hanna dat ze dagelijks in de tempel te vinden is. Dus ook op deze gewone, doordeweekse dag. Hanna is er altijd, als er in de tempel wat te beleven valt.
Hanna leidt het tegenovergestelde van een ideaal mensenbestaan. Haar leven is lang, maar zeker niet gelukkig. Het heeft haar niet meegezeten in haar leven. Ze staat er al heel lang alleen voor. Ze is jong weduwe geworden. Wat dat betekent, kan ík jou niet vertellen. Dat zijn van die dingen, die je alleen uit eigen ervaring kunt weten. Ongewild alleen staan of komen te staan. Je man of je vrouw verliezen: Dat kan geen pen beschrijven. Zeker niet de pen van een buitenstaander. Dat is al een groot deel van je eenzaamheid: Dat niemand echt kan aanvoelen, wat jij voelt. Soms proberen mensen je te begrijpen. Dat is fijn: Iemand, die even naar jou wil luisteren.  Iemand, die belangstelling voor je levensverhaal heeft. Een luisterend oor.

Blijkbaar was Lucas zo iemand. Hij beschrijft in zijn evangelie in een paar woorden het leven van Hanna. We horen, dat het allemaal zo mooi is begonnen. Bij haar geboorte krijgt het meisje haar prachtige Hebreeuwse naam: Hanna of CHanna. Wij kennen die naam in allerlei vormen in onze taal. Hanna, Anna, Johanna, Jan én Hans zijn ervan afgeleid. In het Engels zou ze de prachtige naam ‘Grace’ dragen. ‘Gratie’, ‘Genade’. Precies wat de Hebreeuwse naam Hanna wil zeggen. Het betekent ‘De Begenadigde’.  Haar vader had ook een prachtige naam: Fanuel - dat wil zeggen: Gods aangezicht. En Hanna komt uit de stam van Aser - letterlijk betekent dat: ‘Geluk’. Volgens de Joodse traditie komen de mooiste meisjes uit de stam Aser! De kleine Hanna begint aan een veelbelovend leven. Een mooi meisje. Levend voor Gods aangezicht. Begenadigd. In de wieg gelegd voor het geluk! Haar jeugd wordt bekroond met een huwelijk, de bestemming van ieder Joods meisje. Het kan niet meer stuk! Het leven lacht haar toe! Maar het noodlot slaat toe. Na zeven jaar huwelijk, overlijdt haar man. Nu is zij inmiddels 84 jaar. Of desnoods: nu is ze al 84 jaar weduwe. Zo kun je de Griekse tekst ook vertalen. Zo doet de NBV het ook: Dan zou Anna dus nog een stukje ouder zijn. Met 14 jaar trouwden meisjes toen gewoonlijk. Tel daar zeven en 84 bij op en je komt aan: 105 jaar. Honderdvijf - dat is pas echt wat je noemt OUD. Het was de leeftijd waarop de legendarische Joodse heldin Judith stierf. Bekend van het gelijknamige apocriefe boek! Het komt niet vaak voor dat mensen zo oud worden. Zeker toen niet! Maar Hanna is een uitzondering, die de regel bevestigt. Echt wat je noemt: ‘een gezegende leeftijd’. Of echt niet.  ‘Lang’ leven is niet altijd ‘gelukkig’ leven. Het omgekeerde is helaas vaak waar. Oud zijn betekent: Groeiende afhankelijkheid. Afnemende lichaamskracht. Meer ziekte, meer ongemak. Niet in de laatste plaats: Het gevoel krijgen, dat je overbodig raakt. En tot last voor familie, mantelzorgers en het personeel van thuiszorg of verpleeghuis. En dat weegt allemaal dubbel zo zwaar, als je er alleen voor staat. Als alleenstaand of als weduwe of weduwnaar. Je man of je vrouw moet je missen. Je steun en toeverlaat valt weg. Kort of lang geleden. De oude Hanna in de tempel moest na zeven jaar haar man al missen. Voor haar geen zilveren, gouden of diamanten jubileum. 7 jaar getrouwd en nu twaalf keer zo lang alleen. En denk niet, dat het gemis wel over zal zijn na zoveel jaren. Want het mooiste van het leven - de liefde - vergeet je nooit.

Daar komt nog bij: In die tijd ben je als weduwe in de meest letterlijke zin van het woord afhankelijk. Je kan als vrouw alleen namelijk zelf geen nieuw begin maken, zoals dat tegenwoordig gelukkig wél kan. Een nieuwe start met nieuwe liefde. Je kon toen ook niet zo maar een baan gaan zoeken als vrouw alleen. Je kan alleen maar afwachten of er toevallig iemand zich jouw lot aantrekt. Anders houdt het gewoon op. Voor Hanna hield het op. Na zeven jaar. Zeven jaar had zij met haar man ‘geleefd’. ‘Geleefd’ staat er. Want met de dood van haar man, was in de ogen van mensen ook haar leven ten einde.
Triest, zou je zeggen. Zo’n levensgeschiedenis. Ieder huisje heeft zijn kruisje, maar sommige kruisjes wegen toch wel erg zwaar. Hanna heeft op een gegeven moment een besluit genomen. Ze is naar Jeruzalem gegaan. Ze is bij de tempel gaan wonen. Een verstandig besluit. Nuchter en praktisch bekeken. In de tempel komen de gelovigen. Die gelovigen brengen hun tienden mee. Hun collectegeld. Dat geld is bestemd voor het tempelpersoneel én voor de wezen, de weduwen en de vreemdelingen. Dat staat zo beschreven in Gods wet, de Thora. Dat is Israëls diaconaat. Het is Gods sociale voorziening voor de zwaksten in de samenleving. Zo neemt de HERE God Zelf het op voor weduwen, wezen en ontheemden. Ze mogen zijn eregasten zijn. Ze mogen wonen op ‘Gods erf’ staat in Psalm 146. Dus woont Hanna op Gods erf. Vlakbij de tempel waren woningen, die er speciaal voor weduwen zijn. Zij krijgen er kost en inwoning. Ze kunnen daarvoor hand- en spandiensten in de tempel doen. En – voor Hanna het belangrijkste: Daar kunnen zij God dienen. Met vasten en bidden, nacht en dag. Dus op de vaste dagelijkse gebedsuren, drie maal per dag, knielt Hanna neer achter de ruggen van de priesters. Op de vastendagen, meestal twee keer per week, vast zij mee. Zo dient zij God onafgebroken. Zij heeft niets meer dan haar God, want haar God geeft haar hoop. Ja, hoop! Ze blijft hopen. Jaar in, jaar uit. Eenmaal komt de dag. Dan zal de HEER verlossing brengen. Eenmaal komt de dag, die de profeten voorzien. Dan zal Jeruzalem zich verblijden. Einde aan eenzaamheid. Dikke streep onder verdriet. Eenmaal breekt het grote bruiloftsfeest aan in de straten van Gods heilige stad. Dat is de hoop van deze oude weduwe. Die hoop houdt ze vast, heel haar lange leven.

Nu, vandaag, in de tempel van Jeruzalem, wordt haar hoop vervuld. Twee mensen, Jozef en Maria dragen hun kind op in de tempel. Een man genaamd Simeon ziet in dit kind meer dan het gewone. Dit is Gods eigen Zoon. Deze is het licht der wereld. Dan komt Hanna er ook bij staan. Zij heeft profetische gaven. Zij is een profetes. Zij ziet, net als Simeon, wat een ander niet ziet. Ook zij ziet in dit Kind het begin van Gods grote einde. Dit is Jezus, de Verlosser. Hij brengt Gods bruiloftsfeest op aarde. Hij komt om daarvoor zijn leven te geven als losprijs voor velen. En allen, die Hem aannemen, mogen zich bruiloftsgast weten. Ze zijn welkom op Gods grote feest.
Wij zitten hier op deze nieuwjaarsmorgen. In ons brandt de vraag: wat zal het nieuwe jaar ons brengen? Voorspoed, gezondheid en geluk? Of vergaat het ons als Hanna – tegenslag, ongeluk, verdriet? Niemand kan ons zeggen hoe gelukkig of ongelukkig onze levensweg zal verlopen. Gaat het over rozen of door diepe dalen? De oude Hanna is vanmorgen ons tot voorbeeld. Ze stelt ons voor de vraag: Blijven wij (al Hanna) op onze levensweg God zoeken - nacht en dag - onafgebroken - jaar in, jaar uit? Houden wij (als Hanna) de hoop vast - hoop op Gods grote verlossing? Zien wij (als Hanna) in Jezus Christus meer dan ‘zomaar een kind’? Hij is onze redding. Hij maakt ons tot kinderen van God. Daarom hoeven we niet te wachten tot de volgende hoogtijdag van het kerkelijk jaar. Wij mogen elke week opnieuw het feestje vieren in Gods huis. En verder elke dag de HEER, de God van Israël, loven en prijzen. Zijn Naam belijden. Heel ons leven. Uit Zij kracht leven wij. Dag in, dag uit. Jaar in, jaar uit. Onze leven leggen we in Gods handen. In vertrouwen op Hem. Hij zal wel wegen vinden die onze voet kan gaan.