Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

Heengaan in vrede

Preek voor zondag 31 december 2023, morgendienst

Lezingen: Psalm 121 en Lucas 2:22-35

‘Nu laat u, HEER, uw dienaar in vrede heengaan, zoals U hebt beloofd, want met eigen ogen heb ik de redding gezien’ (Lucas 2:29,30)

Het leven bestaat uit ‘komen en gaan’. Je komt en je gaat. Je gaat en je komt. Tussen mijn eerste ‘komst’ en mijn laatste ‘gang’ liggen talrijke momenten van ‘komen en gaan’. Je gaat ergens heen en je komt ergens aan. Je komt ergens aan en je gaat weer ergens heen.
Het woord ‘heengaan’ gebruiken wij ook voor de dood. Als iemand is ‘heengegaan’ weten we wat er wordt bedoeld. Je leest het in rouwadvertenties: “Onze geliefde is van ons heengegaan”. Dat laat zien, dat heengaan vaak met pijn en moeite gepaard gaat. ‘Scheiden doet lijden’, luidt ons gezegde.  ‘Partir c’est mourir un peu’, zeggen de Fransen. ‘Heengaan is een beetje doodgaan’. Heengaan is loslaten. Je laat dingen, mensen achter. Vooral het laatste heengaan, dat ‘doodgaan’ gaat met veel pijn en moeite gepaard.


Vanmorgen horen wij iemand spreken over zijn ‘heengaan’. Het is Simeon. Wij komen hem tegen in de tempel van Jeruzalem. Jozef en Maria zijn in die tempel verschenen om het Kind Jezus ‘aan de HEER toe te wijden’. Dat moet volgens de wet met alle eerstgeborenen gebeuren. In de tempel worden daarbij de gebruikelijke offers gebracht. Daar in de tempel vindt de ontmoeting plaats van oud en jong. Een man genaamd Simeon en even later een vrouw genaamd Hanna komen voor even het evangelie binnen. Van de vrouw, Hanna, wordt gezegd dat zij een hoogbejaarde vrouw is. Je kunt je afvragen of de man, Simeon, dat ook is. Is Simeon een oude man? De evangelist, Lucas, vertelt het er niet bij. Het ligt wel voor de hand. Simeon spreekt namelijk positief over zijn ‘heengaan’. En met ‘heengaan’ bedoelt hij duidelijk zijn eigen dood. “Nu laat u, HEER, uw dienaar in vrede heengaan”. Hij noemt dat heengaan zelfs een verlossing. Het woord in het Grieks dat hij gebruikt betekent zo veel als: ik word losgelaten, ik word vrijgelaten. Daarbij noemt Simeon zichzelf een dienaar, een slaaf. God noemt hij zijn Heer, zijn Meester, zijn Baas. ‘Heengaan’ betekent hier dus, dat Simeon zo iets zegt als: ‘Mijn diensttijd zit er op. Ik heb mijn taak op aarde volbracht. Ik heb aan mijn verplichtingen voldaan. Ik mag nu gaan rusten van mijn grote Baas. Ik ben verlost. Ik ben vrij. Ik kan in vrede dit leven verlaten’. Je zou zeggen: dat moet toch haast wel komen uit de mond van een oude man. Jonge mensen zouden dat zó niet zeggen. Natuurlijk denken ook jonge mensen wel eens na over hun ‘heengaan’. Het is zelfs heel verstandig om daar als je nog jong bent over na te denken. Om het dan ook met elkaar te bespreken. Hoe je denkt over het levenseinde. Wat je dan bijvoorbeeld geregeld wilt hebben, als het zover is. Ook als je jong bent moet je soms ‘heengaan’. Je hoopt het niet, maar het kan gebeuren. Maar ‘heengaan in vrede’ kun je dat niet noemen. Een vroegtijdige dood is niet “vredig”. Zo is het ook niet in de Bijbel. Heengaan in de bloei van je leven is niet zoals het hoort. Niet zoals God het bedoeld heeft. Als je jong bent heb je nog zoveel plannen. Er is nog zoveel te doen. Je hebt nog zoveel te verwachten. Wensen, dromen, verlangens – een bucketlist vol. En dan…
Of anders – het kan helaas anders zijn: ook een jong mens kan het leven niet meer zien zitten. De geestelijke of lichamelijke pijn wordt te groot. Dan kun je de dood misschien een verlossing noemen (het hoeft niet meer; je mag heengaan). Maar je kunt er moeilijk, misschien wel nooit vrede mee hebben. Dat noem je geen ‘heengaan in vrede’.


Bij oude, stokoude mensen zoals Simeon kún je het aantreffen: een rustige aanvaarding van het levenseinde. Oude mensen kunnen zich op een zeker moment “oud en van het leven verzadigd voelen”. Ze kunnen ervan overtuigd raken, dat ze hun leven gehad hebben. Dat het ‘voltooid’ is. Met genoegen kijken ze terug, maar nu is het voldoende. De levenstaak zit erop. De ouderdom begint zijn tol te eisen. De krachten worden minder. Natuurlijk zou je nog wel wat mooie dingen mee willen meemaken. Als je het mag beleven: het opgroeien van kinderen en kleinkinderen. Een gouden of misschien zelfs diamanten huwelijksjubileum. Het ZOU mooi zijn. Maar als het je niet gegeven wordt, dan is het ook goed. Dan kun je daar op zeker moment vrede mee hebben. Dan kun je “heengaan in vrede”. Je mag gaan rusten in de vrede van de HEER.
Simeon is zo iemand. Hij heeft vrede met zijn heengaan. Zijn leven is ‘af’. Het moment is daar, dat het ‘goed’ is. Dat moment is nu, op deze dag, hier, in de tempel van Jeruzalem gekomen. Tot nu toe, was dat voor Simeon nog niet het geval. Hij had nog wat te verwachten. Hij verwachtte de “vertroosting van Israël”. Hij zag uit naar de tijd dat God aan Israël vertroosting zou schenken. Hij verwachtte de komst van Gods Rijk op aarde. Hij zag hij uit naar de komst van de grote Trooster, de Verlosser, de Messias. Hij had zelfs op één of andere manier van God Zelf te horen gekregen, dat hij dat persoonlijk zou beleven. De Heilige Geest had het hem ingegeven. Hij zou het meemaken - vóór zijn dood. Hij zou er getuige van zijn. Tijdens zijn leven. Daar heeft hij op gewacht. Jaren lang. Tot nu toe. En nu, vandaag, in de tempel van Jeruzalem is het zover. Simeon beleeft wat hem is beloofd. Zijn wachten wordt beloond. Nu ontvangt Simeon alles, waarnaar hij altijd verlangd heeft.

Twee op het oog gewone mensen, Jozef en Maria, komen de tempel binnen. Met hun op het oog zo gewone kind Jezus. Simeon voelt op dat moment het méér dan gewone. ‘Mag ik jullie kindje even vasthouden?’. ‘Tuurlijk, meneer’. Daar staat hij dan. Een oude man met een baby in zijn armen. Een wildvreemd kind van wildvreemde ouders. ‘Hoe heet jullie kind?’. ‘Jesjoea, meneer. Jezus. De HEER redt betekent dat’. Maar dat hoef je Simeon niet uit te leggen. Het kwartje is bij hem al lang gevallen. Hij jubelt het uit: ‘Met mijn eigen ogen zie ik de redding, de Redder, Jesjoea, de HEER brengt redding’.  Verbaasde ouders, verbaasde omstanders. ‘Wat is dat? Wat doet die oude man daar gek met die baby in zijn armen? Wat jubelt hij over ‘redding’? Is dat kindje de Redder? Hoe komt hij erbij? Hoe ziet hij in dit gewone mensje van vlees en bloed de langverwachte Verlosser? Hoe kan hij God daarom prijzen?’.

Simeon ziet, wat een ander niet ziet. Door de Heilige Geest. Hij ziet Gods licht schijnen in de duisternis. Hij ziet Gods Zoon in Maria's kind. Het is hem genoeg. Eindelijk! Gevonden wat hij zocht. Gekregen, wat hij wil. Alles, waarnaar hij verlangde, ligt nu in zijn armen. Hij heeft ‘vrede’ gevonden. Nu kan de hemelse Heer hem verlossen van zijn aardse taken. Nu kan de dienaar heengaan in vrede.
En wij? Kunnen wij – net als Simeon - ‘heengaan in vrede’? Nee, ik bedoel niet, dat wij moeten verlangen naar ons laatste heengaan. Ik hoop dat je – oud of jong - volop in het leven staat. Ik hoop dat je er nog volop van geniet. Ik hoop dat je elke dag opnieuw ontvangt als een kostbaar geschenk. Dat je elke dag ziet als een cadeautje uit de hand van de HEER. Ik hoop en bid ook, dat God je nog vele dagen in gezondheid mag geven op aarde.
Maar nu vandaag, deze laatste dag van het jaar. Bijna weer een jaar voorbij. Nog een paar uur dan gaan we de drempel over. Tijd om weer een jaar achter ons te laten. Tijd om heen te gaan. Het oude jaar uit; het nieuwe jaar in. Hoe is het: Kan ik nu in vrede uit het oude jaar heengaan? Of zijn er onvervulde verlangens? Onverwerkte gevoelens? Niet vergeven schuld? Oude pijn, verdriet, gemis, dat je niet los kunt laten? Heb je in het afgelopen jaar of langer geleden dingen meegemaakt, waar je nog steeds geen vrede mee kunt hebben? Waardoor je nog steeds geen vrede, geen troost, geen bevrijding kunt vinden? Is de drempel, die je vannacht overgaat daarom weer zo’n gevoelige drempel?

Wij zullen nooit zoals Simeon met het kindje Jezus in de armen staan. Ook het leven van Jezus was komen en gaan. Van kind naar volwassene. Van geboorte naar heengaan. Hij kwam tot ons. Hij ging van ons heen. Als Eén van ons. Hij werd gekruisigd. Hij stierf en werd begraven. Hij kwam terug. Opgestaan uit de dood. Hij ging heen naar de hemel. Hij zit aan de rechterhand van de Almachtige Vader. En Hij zal terugkomen in heerlijkheid. Dan zal elk oog Hem zien, zoals Hij is. Onze Verlosser, onze Redder.

Simeon zag een Kind en het was hem genoeg. Zijn ogen gingen open door Gods Geest. Hopelijk is dat ook ons overkomen in het afgelopen jaar. Voor het eerst of opnieuw. Dat ook onze ogen geopend werden voor Gods jesjoea, Gods redding. Dat wij in het geloof zagen, wat met het blote oog niet gezien kan worden. Licht in de duisternis. Gods reddende hand. Gods nabijheid in je leven. Liefde van de HEER diep in je hart. Ik hoop dat wij in het afgelopen jaar Jezus ontmoet hebben. Als de Trooster. Zo maar ergens onderweg. Zo maar midden in je persoonlijk leven. Of misschien ook: zo maar hier in de kerk, in de samenkomst van de gemeente. Ook deze morgen zijn we naar de kerk gekomen of zijn we ermee verbonden via Internet. Dat zijn we waarschijnlijk zo gewend: regelmatig of wat minder regelmatig naar de kerk gaan. Hopelijk komen we als Simeon: in verwachting. Je verlangt ernaar om iets te horen, wat je raakt. Een lied, een woord, een stilte, die aanspreekt. Je hoopt in mensenwoorden Gods woorden te herkennen. Je ziet ernaar uit net als Simeon Jezus te ontmoeten. Zijn troost ervaren. Zijn vrede ontvangen. Zijn vrede, die het verstand te boven gaat.
Straks gaan we weer heen. Voor het heengaan klinken de woorden: ‘Ga heen in vrede met de zegen van onze God’. Met Gods zegen kan en mag je heengaan in vrede. Die zegen krijg je mee voor je komen en je gaan. De genade van Christus, de liefde van God, de gemeenschap van de Heilige Geest. Alles, wat je nodig hebt, in een paar woorden en een gebaar. Daar kun je mee ingaan en uitgaan. Dag in, dag uit. Week in, week uit. Jaar in, jaar uit. Met Gods zegen ga je in vrede. Je kunt erop vertrouwen: De HEER houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid.